Het Economisch Systeem
Artikel 123 Het organiseren van de economie is de visie betreffende wat de maatschappij zou moeten zijn wanneer men het heeft over de bevrediging van de menselijke behoeften. Dus wat de maatschappij zou moeten zijn dient als basis te worden genomen voor de bevrediging van de behoeftes.
Artikel 124 Het fundamenteel economische probleem betreft de verdeling van middelen, bijstand en diensten over alle onderdanen van de Staat, en het betreft het in staat stellen van alle onderdanen deze middelen, bijstand en diensten te gebruiken door hen in staat te stellen zich in te spannen om ze te bezitten.
Artikel 125 Ieder individu dient door de Staat in volledig bevredigd te zijn in al zijn fundamentele behoeften, en hij/zij dient verzekert te zijn van de bevrediging van de behoefte aan luxe tot het maximale niveau.
Artikel 126 Alleen Allah (swt) is de eigenaar van bezittingen en Hij (swt) heeft de mens hiervan de erfgenaam gemaakt. Wegens zijn toestemming heeft de mensheid het recht verkregen om eigendommen te bezitten. Ten gevolge van Allah's (swt) toestemming voor het individu om eigendommen te bezitten, heeft de mens het daadwerkelijke eigendom.
Artikel 127 Er zijn drie type van eigendom, namelijk privaat-bezit, publiek-bezit en Staats-bezit.
Artikel 128 Privaat-bezit is een Goddelijk Oordeel dat word vastgesteld door het eigendom zelf of het voordeel ervan. Als gevolg van dit bezit verkrijgt de persoon die bezit er een voordeel van, of krijgt er iets voor in ruil.
Artikel 129 Publiek-bezit is de toestemming van de sjar'a voor de gemeenschap om te delen in het verkrijgen van het voordeel dat het bezit biedt.
Artikel 130 Het Staats-bezit omvat al de eigendommen wiens uitgave enkel bepaald worden door de zienswijze en ijstihad van de Khalifah. Zo bijvoorbeeld de fondsen van belastingen, de belastingen over het land (charadj) en de hoofdelijke belastingen (djiziya).
Artikel 131 Privaat bezit bestaat uit roerende en onroerende goederen en is beperkt tot de volgende Goddelijke middelen (ter totstandbrenging; ashab): - Werk; - Erfenis; - Verwerven van eigendom om te overleven; - Een donatie van Staatsfondsen aan een burger; - Fondsen verkregen door individuen noch door inzet, noch door aankoop.
Artikel 132 Het besteden van eigendommen is beperkt tot de toestemming van de Wetgever, oftewel Allah (swt), of het nu gaat over uitgeven van eigendommen of over investeren van eigendommen. Verspilling, extravagantie en vrekkigheid zijn verboden. Ook verboden zijn de kapitalistische ondernemingsvormen, coöperaties, alle andere illegale transacties, rente (riba), fraude, monopolies, gokken en alles wat hiermee vergelijkbaar is.
Artikel 133 Al 'oeshriya staat voor het land binnen het Arabisch schiereiland en het land de eigenaren zich bekeerden tot Islam terwijl zij in bezit waren van het land (oftewel nog voordat de Islamitisch Staat hen ontmoette gedurende Djihad). Al charadjiya is al het land, buiten het Arabisch schiereiland, dat geopend is door Djihad, oftewel oorlog of vrede. Al 'oeshriya land, tezamen met haar voordelen, is het eigendom van individuen. Al charadjiya land is het eigendom van de staat, en individuen bezitten de voordelen ervan. Iedereen heeft het recht om al 'oeshriya en de voordelen van al charadjiya te ruilen, dit vanwege sjar'a toestemming. Alle mensen kunnen dezen erven, net als met andere eigendommen.
Artikel 134 Onbewerkte grond (moewat) word verworven door leven aan het land te schenken, oftewel door het te irrigeren, of door het te beschermen, oftewe door het te omheinen. Bewerkte grond kan alleen verkregen worden via de wegn van de sjar'a, zoals door erven, kopen, of door middel van donatie van de Staat.
Artikel 135 Het leasen van land voor landbouw, of dit nu al 'oeshriya of al charadjiya is, is verboden. Het delen van de opbrengst van het land dat beplant is met bomen is toegestaan, maar het delen van de opbrengst van is verboden voor al de andere beplantingen.
Artikel 136 Iedere eigenaar van land is verplicht zijn land te gebruiken. Zij die behoeftig zijn dienen een lening te krijgen vanuit de Schatkist (Bait oel Mal) om bezit te kunnen bewerkstelligen. Iemand die zijn land braak laat liggen, oftewel die zijn land niet gebruikt, zal na drie jaar het land ontnomen worden om het aan een ander te kunnen gegeven.
Artikel 137 De volgende drie categorieën omvatten het publiek-bezit: 1. Openbare voorzieningen, zoals de stadsparken; 2. Grote minerale bronnen, zoals olievelden; 3. Dingen die, vanwege hun natuur, bezit door individuen uitsluiten, zoals rivieren.
Artikel 138 Fabrieken zijn van nature privaat-bezit. Maar, zij volgen de regelgeving van het product dat in hen gefabriceerd word. Als het product een privaat-bezit is, dan kan de fabriek beschouwd worden als een privaat-bezit, zoals bijvoorbeeld een textielmolen. Als het product een publiek-bezit is, zoals ijzererts, dan word de fabriek beschouwd als een publiek-bezit.
Artikel 139 De staat heeft niet het recht om privaat-bezit om te zetten in publiek-bezit, omdat publiek-bezit is vastgesteld aan de hand van zijn aard en niet aan de hand van de inzichten van de Staat.
Artikel 140 Iedereen in de staat heeft het recht om gebruik te maken van het publiek-bezit, en de Staat heeft niet het recht om enig individu toe te staan iets te bezitten, beheersen of te gebruiken enkel voor zichzelf waar het in feite publiek-bezit betreft.
Artikel 141 Het is de staat toegestaan om delen van onbewerkt land en publiek-bezit te beschermen, dit namens een van de belangen van de burgers.
Artikel 142 Het oppotten van bezittingen is verboden, zelfs als er zakat over betaald wordt.
Artikel 143 Zakat word geïnd van de moslims over hun bezittingen zoals die zijn gespecificeerd door de sjar'a, oftewel geld, handelsgoederen, vee en graan. Het wordt niet geïnd over iets dat niet gespecificeerd is door de sjar'a. Zakat word genomen van iedere eigenaar of deze nu wettelijk verantwoordelijk (moekallaf) kent - oftewel volwassen en geestelijk gezond is - of niet. Het word opgenomen in een specifiek deel van de Bayt oel Mal en dient niet te worden uitgegeven behalve aan één of meer van de acht categorieën van bestedingen die genoemd zijn in de Glorieuze Koran.
Artikel 144 Djiziya word geïnd van de niet-moslim onderdanen van de staat (dhimmi). Het dient te worden genomen van de volwassen mannen, enkel indien zij financiel capabel zijn om dit te betalen. Het word niet afgenomen van vrouwen en kinderen.
Artikel 145 Charadj word geïnd op al charadjiya en de precieze waarde ervan is afhankelijk van het productie potentieel van het land. Maar, met betrekking tot al 'oeshriya, hierover moet zakat betaald worden en wel op basis van de daadwerkelijke productie.
Artikel 146 De moslims betalen allen de belasting die sjar'a (aan de Staat) toegestaan heeft, om de de uitgaven van de Bayt oel Mal te dekken, met als voorwaarde dat het een heffing is over alleen het bezit dat de behoeftes van het individu te boven gaat. De belasting dient voldoende te zijn om de noodzakelijke kosten van de Staat te dekken.
Artikel 147 De Staat heeft het recht om belasting te innen van de Oemma als de fondsen van de Bayt oel Mal onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken die noodzakelijk om alle functies uit te voeren die de sjar'a verplicht heeft gesteld voor de moslims. Het is de Staat niet toegestaan belasting op te leggen aan de mensen voor een taak die de sjar'a de moslims niet verplicht heeft te vervullen. Het is de Staat dus niet toegestaan gelden te innen voor de rechtbanken, departementen, of bestuurlijke instanties, of voor het vervullen van enig belang.
Artikel 148 Het budget van de Staat heeft permanente bronnen die bepaald zijn door de Ahkam Sjari'a. Het budget is verder onderverdeeld in secties. De fondsen toegeschreven aan iedere sectie en de zaken waaraan de fondsen worden toegekend worden allen beslist door de visie van de Khalifah en zijn ijtihad.
Artikel 149 De permanente inkomstenbronnen van de Bayt oel Mal zijn: de oorlogsbuit (al fay), djiziya, charadj, een vijfde van de begraven schatten (rikaz) en zakat. Al deze fondsen worden voortdurend geïnd, ongeacht of ze op dat moment direct noodzakelijk zijn of niet.
Artikel 150 Als de opbrengsten verkregen van permanente bronnen van inkomsten voor de Bayt oel Mal onvoldoende blijken te zijn om de uitgaven van de Staat te dekken, dan is het toegestaan om belastingen aan de moslims op te leggen om de uitgaven die verplicht zijn uit de Bayt oel Mal te halen te dekken. Deze verplichte uitgaven zijn: - De behoeftes van de armen, de behoeftige, de reiziger, en om de verplichting van djihad te vervullen. - De betaling van de salarissen van de ambtenaren, de regeringsleiders en de soldes voor de soldaten. - Beschikbaar stellen van bijstand en publieke voorzieningen die de Bayt oel Mal verschuldigd is, zoals het aanleggen van wegen, het onttrekken van water, en het oprichten van moskeeen, scholen en ziekenhuizen. Dit alles komt uit de Bayt oel Mal. - Het te boven komen van noodgevallen zoals natuurrampen, hongersnood, overstromingen en aardbevingen.
Artikel 151 Inkomsten verkregen van publiek- en Staat-bezit, van mensen die sterven zonder erfgenamen, de eigendommen van de afvalligen van Islam en van beslagleggingen door de doaune aan de staatsgrenzen, zij worden allen opgenomen in de Bayt oel Mal.
Artikel 152 De uitgaven uit de Bayt oel Mal worden verdeeld onder de volgende zes categorieën van mensen: 1. De acht categorieën van mensen die recht hebben op deelname in het zakat fonds. Als er geen geld beschikbaar is in dit onderdeel dan krijgen zij helemaal geen geld. 2. De armen, de behoeftige de reizigers, de schuldenaar en djihad worden voorzien vanuit de permanente inkomstenbronnen, mochten er niet voldoende tegoeden op de zakat rekening zijn. Als er onvoldoende tegoeden komen uit de permanente bronnen, dan zal de schuldenaar geen ondersteuning ontvangen. De armen, de behoeftige, de reizigers en djihad dienen gefinancierd te worden uit de belastingen. En, indien nodig om te voorkomen dat de mensen in corruptie terugvallen, door leningen aangegaan door de Staat. 3. De Bayt oel Mal moet betalen voor de mensen die bepaalde werkzaamheden doen of diensten verlenen voor de staat, zoals werknemers, regeerders en soldaten. Als hier niet voldoende middelen voor zijn dan moeten direct belastingen geheven worden, en zelfs leningen aangegaan worden indien gevreesd wordt dat de mensen in corruptie zullen terugvallen. 4. De Bayt oel Mal zal de essentiële diensten en voorzieningen financieren, zoals wegen, moskeeën, ziekenhuizen en scholen. Als er onvoldoende middelen zijn dan moeten belastingen geheven worden om deze kosten te dragen. 5. Niet essentiële diensten en voorzieningen worden gefinancierd door de Bayt oel Mal, maar als er niet voldoende middelen zijn dan worden dezen niet gefinancierd en uitgesteld. 6. Hulp bij rampen, zoals aardbevingen en overstromingen, moeten gefinancierd worden door de Bayt oel Mal. Als er niet voldoende middelen zijn moeten direct leningen aangegaan worden (door de Staat), die vanuit latere belastingopbrengsten terugbetaald zullen worden.
Artikel 153 De Staat moet zorgen voor werk voor al de onderdanen van de Staat.
Artikel 154 Werknemers van bedrijven en de zelfstandigen hebben dezelfde rechten en plichten als de werknemers van de Staat. Iedereen die werkt voor een vergoeding, ongeacht de aard van het werk, wordt beschouwd als een werknemer. In geval van een conflict tussen werkgever en werknemer over de hoogte van het salaris wordt dit bepaalt aan de hand van de markt. Als zij het oneens zijn over iets anders, dient het contract tussen hen worden te bepaald volgens de wetgeving van de sjar'a.
Artikel 155 Salarissen dienen te worden vastgesteld aan de hand van de voordelen die het werk oplevert, of de voordelen van de werknemer, en niet aan de hand van de kennis en/of de kwaliteiten van de werknemer. Er zullen geen periodieke salarisverhogingen zijn voor de werknemers. In plaats daarvan dienen zij het volledige salaris te krijgen dat zij verdienen voor het werk dat zij doen.
Artikel 156 De Staat dient voor degene die geen geld heeft de kosten van het dagelijks leven te dragen, als zijn werk en zijn familieleden niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor zijn financieel onderhoud. De Staat is verantwoordelijk voor behuizing en het levensonderhoud van de invalide en gehandicapte mensen.
Artikel 157 De Staat moet zich inspannen om de welvaart te laten circuleren onder al de mensen in de Staat, en moet het circuleren van rijkdom binnen een bepaalde groep in de samenleving verbieden.
Artikel 158 De staat neemt de taak op zich om om iedere onderdaan in staat te stellen de behoefte aan luxe te bevredigen, en om bij de beschikbare welvaart gelijkheid binnen de samenleving tot stand te brengen, op de volgende manier: - De Staat geeft al haar onderdanen met roerende en onroerende goederen van hetgeen zich in de Bayt oel Mal bevindt, en wat in oorlogsbuit genomen wordt, etc. - De staat doneert het bewerkte land dat zij bezit aan degene die onvoldoende of helemaal geen grond bezit. Zij de land bezitten maar het niet gebruiken wordt geen land gegeven. Zij die niet in staat zijn om hun land te gebruiken wordt financiële ondersteuning gegeven om hen in staat te stellen hun land te gebruiken. - Zij die niet in staat zijn hun schulden te voldoen worden fondsen verstrekt uit de Bayt oel Mal, uit wat in oorlogsbuit genomen wordt, etc.
Artikel 159 De Staat houdt toezicht op alle zaken aangaande de landbouw en de producten die zij voortbrengt in overeenstemming met wat het landbouwbeleid benodigt, dit om te bereiken dat het land voortbrengt naar haar potentieel.
Artikel 160 De Staat houdt toezicht op alle zaken aangaande de industrie. Het neemt de industrie zelf als taak waar deze onderdeel is van het publiek-bezit.
Artikel 161 Internationale handel word bepaalt op basis van het burgerschap van de handelaar en niet op basis van de oorsprong van de goederen. Handelaren uit landen die in oorlog verkeren met de Staat wordt verhinderd om handel te drijven in de Staat, tenzij in specifieke gevallen van uitzondering voor de handelaar. Handelaren uit landen die verdragen hebben afgesloten met de Staat worden behandeld volgens hetgeen de verdragen stipuleren. Handelaren die onderdaan zijn van de Staat wordt verhinderd om goederen te exporteren waar de vijanden mogelijk voordeel uit zouden kunnen halen op militaire, industrieel of economisch gebied. Echter hen wordt niet verhinderd om hun eigen bezittingen te importeren. Elk land waar we een echte oorlog mee voeren tussen ons en haar burgers (zoals Israël) word uitgesloten van deze regelgeving. De wetgeving die toegepast word op dit land in oorlog zijn van toepassing op alle relaties met hem, of dit nu om handel gaat of iets anders.
Artikel 162 Iedere individuele onderdaan van de Staat heeft het recht om onderzoekslaboratoria op te zetten om onderzoek te doen naar alles gerelateerd met alle aspecten van het leven. De Staat zou ook dergelijke laboratoria moeten hebben.
Artikel 163 Individuen zullen worden verhinderd om laboratoria te bezitten die materialen produceren die schade kunnen veroorzaken aan de Oemma en de Staat.
Artikel 164 De staat zorgt voor gratis gezondheidszorg voor iedereen, maar het verhindert niet het gebruiken van private medische zorg noch de verkoop van medicijnen.
Artikel 165 Het gebruiken van buitenlands kapitaal en het investeren hiervan in de Staat is verboden. Het is ook verboden om franchises toe te staan aan buitenlanders.
Artikel 166 De Staat vaardigt haar eigen valuta uit, welke onafhankelijk is van alle buitenlandse valuta.
Artikel 167 De valuta van de Staat dient beprekt te worden tot goud en zilver, of dit nu gemunt is of niet. Geen enkele andere vorm van valuta is de Staat toegestaan. De Staat kan munten uitgeven die niet van goud of zilver zijn onder de voorwaarde dat de schatkist van de Staat de gelijke hoeveelheid goud of zilver bevat om de uitgegeven munten in waarde te dekken. De Staat mag dus munten uitgeven vervaardigt van messing, brons of papieren biljetten, etc., zolang het volledig gedekt wordt met goud of zilver.
Artikel 168 Het is toegestaan om te ruilen tussen de valuta van de Staat en en de valuta van andere landen, net zoals de uitwisseling van munten van de eigen Staat. Het is toegestaan dat de wisselkoers tussen twee valuta's verschillen op voorwaarde dat de valuta's van elkaar verschillen. De uitwisseling dient echter wel ondernomen te worden op basis van een gelijktijdige overdracht, oftewel een directe transacties zonder uitstel. De wisselkoers kan fluctueren zonder enige resrictie zolang de ruil geschied tussen twee verschillende valuta's. Alle burgers kunnen ieder type benodigd valuta dat zij benodigen aankopen, zonder voorafgaand goedkeuring van de Staat te onvangen of iets vergelijkbaars.
< Vorige | Volgende > |
---|