Toen de Boodschapper van Allah (saw) zeker was van het feit dat de Islamitische samenleving ferm was verankerd en toen hij de overeenkomsten met de naburige joodse stammen had getekend, begon hij de grond van Medina voor te bereiden voor djihaad, want het is de plicht van de Islamitische samenleving om Islam in haar geheel te implementeren in het land dat onder haar heerschappij valt en om de Boodschap van Islam buiten haar grenzen te verkondigen. De Boodschap van Islam verkondigen is in geen geval vergelijkbaar met het werk van missionarissen. In plaats daarvan, dicteert het de oproep van de mensen tot Islam, hen cultiverend met haar concepten en regels, en de verwijdering van enig materieel obstakel dat in de weg stond van de implementatie van de Boodschap middels de verreiste materiële benodigdheden.
De Qoeraisj waren altijd een materieel obstakel welke de Boodschap van Islam dwarsboomde. Er moest dus een gevechtsgroep voorbereid worden om het te overwinnen. Met dit in gedachte, en met het doel van het spreiden van Islam buiten Medina, begon de Boodschapper van Allah (saw) met het bouwen van zijn leger. Hij (saw) ondenam verschillende stappen door sommige expedities te sturen, om de Qoeraisj uit te dagen en zowel de hypocrieten en de joden in Medina en in de nabijgelegen omgeving te waarschuwen. In vier maanden stuurde hij (saw) drie eenheden naar buiten Medina.
Hij zond Hamza naar de zeekust in de buurt van al ‘Is aan het hoofd van dertig ruiters van de Moehadjirien, met geen van de Ansaar onder hen. Hamza ontmoette Aboe Djahl ibn Hisjaam tezamen met driehonderd ruiters aan de kust en stond op het punt om hem te bevechten totdat Madjdi ibn ‘Amr al Djoehani tussen beiden kwam, die ervoor zorgde dat de mensen uit elkaar gingen zonder te vechten. De Boodschapper van Allah (saw) zond Moehammad ibn ‘Oebaydah ibn al Harith met zestig ruiters van de Moehadjirien, met geen enkele van de Ansaar onder hen. Hij ontmoette Aboe Soefjan aan het hoofd van meer dan tweehonderd ruiters in de vallei van Rabigh. Weer vond er geen gevecht plaats behalve dat Sa’d ibn Abi Waqqas een pijl schoot die dag. Allah’s Boodschapper (saw) zond ook Sa’d ibn Abi Waqqas tezamen met twintig ruiters naar Mekka, maar ze keerden terug zonder te vechten.
Deze expedities hielpen om een oorlogsatmosfeer in Medina te creëren en dienden tevens om de Qoeraisj bang te maken, die de dreiging van de Boodschapper van Allah (saw) serieus begonnen te voelen. Hij (saw) liet het niet daarbij, maar ging er zelf ook op uit om te vechten. Twaalf maanden na zijn aankomst in Medina ging hij (saw) voort om te vechten, zoekend naar de Qoeraisj en Banoe Damrah totdat hij Waddan bereikte. Hij (saw) ontmoette de Qoeraisj niet die dag, in plaats daarvan sloot Banoe Damrah vrede met hem. Hierna ging de Boodschapper van Allah (saw) op ruitertocht aan het hoofd van een contingent van tweehonderd ruiters van de Moehadjirien en de Ansaar, totdat ze Boewat in de buurt van Radwa bereikten. Ze waren uit op een karavaan die bestond uit 2500 stuks vee, beschermd door honderd strijders geleid door Oemajjah ibn Khalaf. Maar hij (saw) faalde om de karavaan te onderscheppen doordat de karavaan afweek van de route die normaliter werd gebruikt. Drie maanden na de terugkeer van de expeditie van Boewat was Aboe Salmah ibn 'Abd al Asad leiding gegeven over Medina en de Boodschapper van Allah (saw) ondernam nog een aanval aan het hoofd van tweehonderd moslims, totdat hij al ‘Oeshayrah in de valei van Yanboe bereikte, waar hij stopte tijdens de maand van Djoemada al Oela en verbleef daar totdat enkele dagen van Djoemada al Akhirah voorbij waren gegaan. Dit was in het tweede jaar na Hidjra. De reden voor zijn verblijf aldaar was dat hij (saw) aan het wachten was op een karavaan geleid door Aboe Soefjan maar ook dit keer miste hij zijn doel. Het was echter niet helemaal verspilde moeite, want de Boodschapper van Allah (saw) sloot door zijn reis een vredesakkoord met Bani Moedladj en hun bondgenoten van Bani Damrah.
Hij (saw) was pas tien dagen terug in Medina toen Koerz ibn Djabir al Fahri de grazende kamelen van Medina roofde. Allah’s Boodschapper (saw) ging op zoek naar hem; Koerz die één van de bondgenoten van de Qoeraisj was. Allah’s Boodschapper (saw) bereikte de valei van Safwan in de buurt van Badr maar Koerz ontsnapte aan hem. Dit was de eerste ruitertocht van Badr.
Zo begon Allah’s Boodschapper (saw) de Qoeraisj te trotseren met zijn leger, door te verkennen door het Schiereiland en expedities uit te zenden. Hoewel geen gevecht plaatsvond, bereikte Allah’s Boodschapper (saw) een overwegend voordeel, dat een weg baande voor een grotere strijd, want deze aanvallen dienden als militaire trainingen voor het Moslim leger en bereidde hen voor op oorlog. Ze zorgden ook voor de rillingen bij de joden en hypocrieten van Medina en dat ontmoedigde hen om ideeën te krijgen om problemen te veroorzaken. Hij (saw) slaagde erin om de Qoeraisj te demoraliseren door hen te trotseren, terwijl het moraal van de moslims een stuk omhoog schoot. Hij (saw) vormde en versterkte ook een blokkade op voor karavanen van de Qoeraisj op hun weg naar asj Sjaam door verdragen te sluiten met de stammen die gelegerd waren tussen Medina en de kust van de Rode Zee, zoals Banoe Damrah, Banoe Moedladj en anderen.